De verschillende manieren van vallen
Hoe val je? Als ik je vraag om op dit moment op de grond te vallen, hoe zou je dat dan doen? Zou jij de moed hebben om gewoon je hele gewicht op de grond te laten vallen? En wat voelt voor jou als een val?
De handeling van het vallen is een van de uitgangspunten en de belangrijkste bewegingsbasis van Joop Oonks nieuwe voorstelling: Falling. Hoewel het misschien een vrij eenvoudig concept lijkt, blijven de dansers van Misiconi ons verrassen en herinneren ze ons eraan dat er niet zoiets bestaat als een eenvoudig concept. In Falling opende de diversiteit van het team onze ogen – of in ieder geval mijn ogen – voor het feit dat we allemaal op verschillende manieren vallen. Wat voor mij een risico is, is voor jou misschien een fluitje van een cent, en andersom. Dit besef was een eerste uitnodiging om na te denken over neurodiversiteit buiten het lichaam van de danser; om het in de conceptie van het werk op te nemen.
Het probleem van synchronisatie
Synchroniciteit: een groep dansers die samen beweegt, in exact hetzelfde tempo, alsof ze één lichaam zijn dat samen ademt. Dat is precies wat je niet zult zien in Falling.
Gertrude Stein, een Amerikaanse dichter en toneelschrijver uit het begin van de twintigste eeuw, identificeerde al lang geleden synchroniciteit als een van de belangrijkste uitdagingen bij het kijken naar theater. Voor haar legde de structuur van het stuk op bepaalde momenten gevoelens op bij de toeschouwers. Maar Stein geeft toe dat ze nooit hetzelfde tempo had. In plaats daarvan liepen haar gevoelens altijd voor of achter, waardoor ze nooit in lijn kwam met de voorstelling. Dit gevoel had veel te maken met de dramatische structuur van toneelstukken. En ook al zijn we tientallen jaren voorbij de heersende cultuur dat deze structuur in het theater leidend is, de kwestie van het opleggen van gevoelens aan de toeschouwers blijft nog steeds hangen. Het is tenslotte het doel van elke artiest om het publiek mee te laten voelen met de voorstelling.
Falling beantwoordt deze vraag door te experimenteren met een dramaturgische lijn die de dramatische structuur van climax en ontknoping deconstrueert, maar zonder deze volledig af te wijzen. Als je de choreografie bekijkt, ga je door golven van verschillende spanningsopbouwende momenten die nooit synchroon met elkaar lopen. Door de dramaturgische lijnen te desynchroniseren wil het stuk jou, de toeschouwer, de kans geven om de voorstellingen op verschillende tijdstippen te ontmoeten. In plaats van gevoelens op te leggen, is de voorstelling zo gemaakt dat deze in jouw tempo verschillende gevoelens kan activeren. Misschien is wat je voelt de angst om op de rand van een klif te staan, maar het kunnen net zo goed de spanning zijn van de 0,2 seconde gewichtloosheid die je voelt als je op het punt staat in een achtbaan naar beneden te gaan.
Desynchronisatie is niet alleen een kwestie van structuur, maar ook een belangrijk choreografisch kenmerk van Falling. Gedurende het uur dat je in de zaal zit, zie je verschillende ritmes en temporaliteiten bij de vier dansers op het podium. Geen enkele artiest doet tegelijkertijd hetzelfde (althans niet expres). De verschillende ritmes creëren lagen van aandacht en geven tegelijkertijd toe dat we niet allemaal hetzelfde tempo kunnen volgen. Het idee is ontleend aan ‘crip-tijd’, een concept dat voortkomt uit crip-studies die de verschillende manieren definiëren waarop mensen met een handicap tijd ervaren, zowel in de wereld als in zichzelf. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, betekent ‘crip-tijd’ niet dat je langzamer gaat werken; het is bedoeld om normatieve temporaliteiten te ontwrichten door de vaardige barrières en beperkingen van de tijd bloot te leggen. Het weerstaan van normatieve temporaliteiten betekent dus het erkennen en omarmen dat mensen het dagelijks leven in verschillende snelheden ervaren. In die zin worden performatieve elementen zoals desynchronisatie instrumenten om de mogelijkheid te bedenken dat gevoelens als reactie op een voorstelling meervoudig kunnen zijn en dissociëren, en dat het ruimte kan geven aan dubbelzinnigheden in de theaterervaring. Alles bij elkaar betekent het dat desynchronisatie ervoor zorgt dat de ene toeschouwer angst voelt, terwijl de persoon naast hem spanning voelt, en geen van hen heeft het gevoel dat dit niet passend is voor de voorstelling.
De integratie van desynchronisatie in Falling heeft heel veel te maken met het maakproces van het stuk. In plaats van de dansers te dwingen te voldoen aan de verwachtingen over wat vallen betekent en hoe dat eruitziet, omarmde Joop de verschillende perspectieven en integreerde deze in de choreografie. Organisch vormde dit proces individuele karakters met bijzondere kenmerken, intenties en manieren om zich tot het concept te verhouden. Zo omarmt Falling de individualiteit van elke danser op het podium. Maar let wel, deze individualiteit gaat verder dan de postmodernistische obsessie met identiteit en individualiteit.
In plaats daarvan geeft het stuk elke danser de ruimte om verschillende manieren te verkennen waarop hij kan vallen, en de gevoelens die het bij hem kan oproepen, en om het publiek uit te nodigen hetzelfde te doen.
Dus, kom jij met ons vallen?